“Misschien moest ik wel ziek worden, om „over” achter me te mogen laten. En zo te leren dat LEVEN op zich al genoeg is.”
„Ik wil leven.” schiet het door me heen als ik op de behandelbank van
de arts lig. Mijn lichaam werkt al een paar maanden niet mee.
De ziekte van Lyme heeft haar in zijn greep.
Dat zo een klein monstertje van ongeveer een halve cm,
een lichaam dat wel zo 352 x zo groot is kan verzwakken.
En dat door maar 1 beet.
Al mijn hele leven kan ik vechten als geen ander. Letterlijk en figuurlijk
sla ik me overal doorheen. Geen gevecht is te groot. Ik ben onoverwinnelijk.
Ik heb geleerd hoe mijn wilskracht mijn leven kan ondersteunen. Dat mijn geest,
zo sterk is ,dat positivisme altijd de krachtigste blijkt.
Dat de warrior in mij een echte „over”lever is.
Maar genieten van overleven, lijkt een rare tegenstelling, die kant nog wal raakt.
Het altijd maar de sterkste willen zijn, is als een struisvogel, die zijn kop in het zand steekt.
Mijn lichaam is zo verzwakt, dat ik het van mijn geest moet hebben, maar ook die brokkelt langzaam af.
De arts buigt zich over me heen en geeft me een zakdoekje aan. Hij heeft begrip voor mijn situatie en is oprecht als hij zegt:
” Het is echt een rot ziekte en je kan zelf verder even niets doen, dan je over te geven.”
Mijn hele strijders mentaliteit wordt hiermee van tafel geveegd.
Het „overleven” gaat eigenlijk altijd alleen maar over de toekomst,
want daar zal je weer beter zijn.
Want dan ben je gelukkig.
Maar leerde ik niet ooit van Eckhart Tolle dat alles alleen in het NU gebeurd?
Je kan pas beter worden, als je Nu toegeeft aan het ziek zijn?
Mijn god. Ben ik echt zo een anti held van mijn eigen verhaal?
Waar is het hele NU gebleven?
Ben ik zo hard aan het rennen geweest om alleen maar een beeld te creëren in de toekomst?
Misschien moest ik wel ziek worden, om „over” achter me te mogen laten.
En zo te leren dat LEVEN op zich al genoeg is.